Deze schildering focust zich op de pijnlijke adoptiegeschiedenis van Moederheil, dat tot eind jaren zestig van de vorige eeuw het grootste doorgangshuis in Nederland was. Doorgangshuizen waren kraamklinieken voor ongehuwde moeders, vrouwen en meisjes die niet in staat werden geacht voor hun kind te kunnen zorgen. Of voor wie de schande van een kind te groot was. Na hun bevalling moesten ze onmiddellijk hun kind afstaan, voor adoptie, vaak zonder enig verder contact. Niet de biologische band met de moeder maar de op te bouwen band met het adoptiegezin werd van essentieel belang geacht voor het kind. In de 20ste eeuw zijn in Nederland tussen de 15.000 en 25.000 kinderen afgestaan voor adoptie.
Naast een doorgangshuis diende Moederheil ook als een reguliere kraamkliniek.
Het ontwerp
Nils heeft veel gesprekken gevoerd met de groep betrokkenen die zich ingezet hebben voor de komst van deze Blind Wall. Die gesprekken inspireerde hem om een kunstwerk te creëren dat dit pijnlijke verleden weerspiegelt. De gemene deler in de persoonlijke verhalen, was het moment van scheiding tussen moeder en kind. Dat wordt in de muurschildering gesymboliseerd door een gebroken gouden koord en twee handen: een van de moeder en een van het kind, beiden met koord om hun pols dat breekt op de hoek van de gevel. Door de handen apart op verschillende zijden van de muur te plaatsen, kunnen de verhalen ook los van elkaar worden bekeken, zoals alle verhalen van de betrokkenen uniek zijn.
Deze muurschildering is tot stand gekomen door een nauwe samenwerking tussen de werkgroep muurschildering Moederheil, Blind Walls Gallery en Stadsarchief Breda, met medewerking van Gemeente Breda.